In de NIBE-uitgave ‘Potentie biobased materialen in de bouw‘ legt emeritus hoogleraar Jos Lichtenberg in een editorial uit waarom een groei in hout(skelet)bouw onvermijdelijk zal zijn.
Toekomst voor houtbouw
De houtbouw (en daarbinnen de houtskeletbouw) ziet een grote toekomst voor zich. Bijna alle trends wijzen op een enorme groei van de vraag. De marktontwikkelingen komen het bouwen met hout als het ware tegemoet. Houtbouw gaat over hernieuwbare, biobased materialen, over flexibiliteit en circulariteit. Verder is houtbouw lichter en slanker en dat leidt tot minder materiaalgebruik. Hout gaat over natuurlijk, eerlijk, aaibaar, gezondheid en comfort. De houtskeletbouw is een prefab sector bij uitstek. Daardoor kun je met weinig personeel meters maken en beter een vooraf gedefinieerd kwaliteitsniveau bereiken. En dat ook nog eens op een efficiënte en concurrerende wijze. Een groeiende vraag is onvermijdelijk.
CO2 en klimaatdoelstellingen
En, niet onbelangrijk, houtbouw leidt tot een substantiële CO2-reductie. Hout vervangt materialen die bij productie veel CO2-uitstoot genereren, maar heeft daarnaast een groot opslagvermogen en het ruimt de CO2-uitstoot van anderen op. Daarmee kan houtbouw een belangrijk bijdrage vormen in het realiseren van klimaatdoelstellingen. De groeiverwachtingen zijn natuurlijk ook op déze betekenisvolle eigenschap van hout gebaseerd.
Ratio versus traditie
Het enige wat nog in de weg staat zijn routines, gewoontes en tradities. We zijn het anders gewend. De houtsector denkt dat te kunnen overwinnen. Zodra de ratio de traditie overwint, zal de vraag uit de markt toenemen. Wellicht zelfs sneller dan de sector kan bijbenen. De sfeer in de branche is er een van ‘laat maar komen, dat vangen we wel op’. Tegelijkertijd wil de branche gecontroleerd groeien. Naast autonome groei zullen zich ook nieuwe toetreders aandienen. Gezonde concurrentie is prima. Waarover in dat kader zorgen bestaan is de aantasting van het uitstekende kwaliteitsimago waaraan jarenlang is gewerkt. De sector wil zeker groeien, maar tegelijkertijd koste wat kost de kwaliteit bewaken.
Marktaandeel
De branche is in Nederland van oudsher relatief bescheiden aanwezig. Als je spreekt van pure houtskeletbouw en we alleen naar de woningmarkt kijken, dan lijkt het marktaandeel al decennia nauwelijks boven de 3% uit te komen. Dat cijfer moet echter worden genuanceerd. In de bouw zien we namelijk steeds meer mengvormen, en als je naar bouwdelen kijkt, dan is houtskeletbouw opmerkelijk prominent aanwezig. Voor de prefab binnenspouwbladen en topgevels geldt een marktaandeel van minstens 15%. Voor hellende daken ligt dat zelfs op bijna 90%. Voor andere bouwdelen als vloeren, binnenwanden en platte daken gelden lagere percentages. Als je alle vierkante meters bouwdeel bekijkt, komt de houtskeletbouw inclusief houtbouw aan meer dan 15% marktaandeel. Samen jaarlijks goed voor ruim 3,6 miljoen m2 (daken, vloeren, gevels, etc. bij elkaar).
Groei
Autonome groeiplannen zullen over circa vijf jaar leiden tot een productie van 4,7 miljoen m2, oftewel 21% marktaandeel. Die groei kunnen de huidige aanbieders aan door investeringen in extra productiecapaciteit, het opvoeren van de efficiëntie in bestaande producties (bijvoorbeeld door standaardisatie). Ook de hoge gunfactor en het onderling uitbesteden leidt tot het beter benutten van de capaciteit. De branche organiseert daarnaast gerichte trainingen en opleidingen en werkt met een energiek team aan de interne en externe communicatie. Dat alles wordt nu gebundeld en gelijkgericht bij de opzet en uitvoering van een robuust innovatieprogramma.
Dit editorial staat op pagina 14 van Potentie biobased materialen in de bouw, een publicatie van NIBE, dat je hier in z’n geheel kunt downloaden.
Foto: project De Krijgsman te Muiden / Drent & Welling Bouw & Ontwikkeling / Vadeko